Max Holste  MH-260 Super Broussard

Max Holste was een minder bekende Franse vliegtuigontwerper, totdat er in 1952 succes kwam met de MH-1521 Broussard. In 1957 werkte het op Reims gevestigde bedrijf Societe des Avions Max Holste aan het ontwerp van een grotere twee motorige hoogdekker, de MH-250 Broussard, voorzien van 17 zitplaatsen. Dit was in de hype dat alle vliegtuigontwerpers op zoek waren naar een vervanger van de DC-3 Dakota door een vliegtuig met een capaciteit van 16 - 24 passagiers. 

De Super Broussard werd uitgevoerd als hoogdekker om te kunnen profiteren van de gunstige aerodynamische eigenschappen van deze vleugelpositie en vanwege de geringe hoogte van de cabinevloer die hier het gevolg van is. Het hoofdlandingsgestel werd klein gehouden door het toepassen van een gondel opzij onder tegen de romp, forse kleppen, die van een vaste spleet waren voorzien en die voor een groot deel van de spanwijdte in beslag namen, zorgden voor een lage landingssnelheid.

Het prototype van de MH-250 F-WJDA, met zuigermotoren, tentoongesteld op de Parijse Salon in 1959.

Het eerste prototype van de MH-250 met de registratie F-WJDA (c/n 001), maakte op 20 mei 1959 zijn eerste vlucht voorzien van twee 600 pk sterke Pratt & Whitney R-1340 zuigermotoren. Maar met de ontwikkeling van de nieuwe, veel lichtere, turboprops werd al snel een nieuwe versie voorzien van twee 805 pk sterke Turbomeca Batan lll ontwikkeld, aangeduid als de MH-260. Een ontwerp welke 23 passagiers kon meenemen.

Dit prototype van de MH-260, de F-WJDV, vloog voor het eerste op 20 juli 1960 waarbij na de eerste testvluchten de motoren werden vervangen door de sterkere (985 pk) Bastan IV turbo motoren. De Societe des Avions Max Holste raakte echter in financiele moeilijkheden waarbij in 1960 de samenwerking met Nord Aviation werd gezocht voor het opzetten van een productielijn voor de MH-260. Met subsidie van de Franse regering werd bij de Nord Aviation fabrieken op Bourges een productielijn opgezet voor tien exemplaren, waarvan er uiteindelijk maar negen van zouden vliegen. Het tiende exemplaar werd wel gebouwd, echter de instrumenten en motoren werden nooit aangebracht. De bij Nord Aviation gebouwde exemplaren werden dan al snel aangeduid als de Nord 260, zeker toen Max Holste werd opgekocht met Amerikaans kapitaal en zich ging specialiseren in de lichte luchtvaart (Reims Aviation), waarbij de verdere ontwikkeling van de Super Broussard bij Nord Aviation werd stil gelegd. 

Het prototype van de MH-260 Super Broussard F-WJDV verscheen in de kleuren van Royal Air Maroc op de Parijse Luchtvaartshow in 1961. (Nico Terlouw, Le Bourget, juni 1961)

Een van de twee luchtvaartmaatschappijen welke de MH-260 Super Broussard in gebruik zouden nemen was Wideroe. Wideroe's Flyvesalskap A/S bestelde twee Nord 262's en kwam met de fabriek overeen, om in afwachting van de aflevering van de nieuwe toestellen, twee MH-260's te huren. Dit werden de LN-LMB c/n 5 welke op 15 december 1962 werds afgeleverd en de LN-LME c/n 8 afgeleverd in het midden van 1963. In oktober 1963 werd nog een derde toestel aan de vloot toegevoegd, de LN-LMG c/n 6 ex F-BLGP. De grootste gebruiker van de MH-260 Super Broussard werd het Centre d'essais en vol (CEV) welke vijf toestellen in dienst nam welke werden gebruikt voor transport taken en werden ingezet bij onderzoek van CEV.

In het eerste jaar van gebruik bij Wideroe werden niet minder dan 23 niet geplande motorvervangingen uitgevoerd. Het gevolg was dat door Wideroe de bestelling voor twee Nord 262's werd afgezegd en de drie MH-260's in april 1964 aan de fabriek werden geretourneerd. Ook de bestelling voor 6 stuks voor Ansett-Ana ging niet door en werd eveneens de interesse van Madair voor een nieuw op te zetten route tussen Madeira en Porto Santo niet omgezet in een bestelling. Zodat naast Wideroe alleen Air Inter van de MH-260 gebruik maakte en alleen in 1963 voor het uittesten van dit type op het binnenlandse lijnnennet. Drie toestellen werden van Nord gehuurd in afwachting van de aflevering van de nieuw bestelde Nord 262's.

Naast de MH-260 werd al in het begin van de jaren zestig gestart met een versie voorzien van een drukcabine aangeduid als de MH-262, deze versie was wel succesvol en werd verder ontwikkeld door Nord Aviation als de Nord 262. 

De laatste vliegende MH-260 F-BKRH van Turbomeca op de thuisbasis Le Bourget            (Wim Zwakhals, Le Bourget, 6 juni 1975)

Er vliegt nog steeds een MH-260. Het derde gebouwde toestel welke in september 1963 werd ingeschreven als de F-BKRH, werd op 21 mei 1969 aangekocht door Turbomeca gebaseerd op Parijs-Le Bourget. Op 15 september 1994 werd het toestel aangekocht door de Association Antilope, een organisatie welke historische vliegtuigen vliegwaardig houdt. Op 1 augustus 1996 werd dit toestel ingeschreven als de F-AZRH.

De MH-260 Super Broussard op Zestienhoven

F-BKRB MH-260 Super Broussard van Nord Aviation bracht tijdens een van zijn demo tours een bezoek aan Rotterdam.       (archief Wim Zwakhals, Zestienhoven, 1962)

Het was het tweede productietoestel, F-BKRB van Nord Aviation, ingeschreven op 10 augustus 1962 in het Franse regsiter, welke als eerste MH-260 een bezoek bracht aan Zestienhoven. Dat was in 1962, nadere datum onbekend.

Daarna was Wideroe in de begin jaren zestig een regelmatige bezoeker aan Zestienhoven. Het betrof daarbij vluchten met aflosbemanning. Het werk werd uitgevoerd door de Douglas DC-3 Dakota. Echter in 1963 waren het de MH-260's LN-LMB en LN-LME welke tevens deze vluchten uitvoerden, begin 1964 gevolgd door naast de LN-LME en LN-LMB het bezoek van de derde Wideroe MH-260, de LN-LMG.    

LN-LME  MH-260 Super Broussard tijdens een van de bezoeken aan Zestienhoven            (Nico Terlouw, Zestienhoven, 1963)

Technische gegevens MH-260 Super Broussard

bronnen: Air Britain French Post-War Transport Aircraft, Aviation Letter, Avia, archief Airnieuws.

Wim Zwakhals, februari 2011